Diversiteit in de kunst in Utrecht: waar staan we en wat moet er gebeuren?
Utrecht is een veelzijdige stad met een grote diversiteit aan bewoners, maar dit is niet altijd terug te zien in de kunsten. De motivatie is er bij kunst- en cultuurinstellingen, maar toch blijkt de Domstad achter te lopen op andere steden. Onder de paraplu Vier de verschillen gaat de Bibliotheek Utrecht langduriger in op verschillende issues rond culturele diversiteit en gendergelijkheid.
Hoe kijken betrokkenen naar het vraagstuk?
Ernestine Comvalius heeft goede herinneringen aan Utrecht. Ze heeft hier gestudeerd en heeft hier jaren gewoond. Ondertussen woont ze in Amsterdam maar ze heeft altijd een band gehouden met Utrecht. De afgelopen jaren is ze betrokken geweest bij de kunst- en cultuursector in de stad. Als voorzitter is ze verantwoordelijk voor het Visitatierapport Cultuurnota 2017-2020 en de Adviescommissie Cultuurnota 2021-2024. Hierin presenteert de gemeente onder welke instellingen subsidiegeld wordt verdeeld. In die plannen komen diversiteit en inclusie aan bod, maar er staat ook dat Utrecht nog achterloopt.
Comvalius vertelt: “De discussie over diversiteit en inclusie wordt al decennialang gevoerd. Ik ben er zelf al mijn hele leven mee bezig. Ik kan er dan ook niet omheen, ik ben een zwarte vrouw. Waar het voor sommigen een thema is waar ze zich af en toe mee bezighouden, voor mij is het thema altijd aanwezig.” De discussie die al jaren gevoerd wordt is wel aan verandering onderhevig: “Het komt in golfbewegingen en het is nu weer in alle hevigheid opgelaaid.”
Comvalius, die ook nog directeur is van het Bijlmer Parktheater in Amsterdam, ziet een positieve beweging in Utrecht. “De gemeente heeft een duidelijk standpunt ingenomen. Dat is ook nodig, de overheid moet invloed uitoefenen. Het gaat niet alleen om lippendienst. Mensen en instellingen die nog niet overtuigd zijn zullen dat ook niet meer worden. Zonder externe druk voelen zij de urgentie niet.” Ze vindt het goed dat de gemeente strenge criteria heeft opgesteld voor de kunstinstellingen die subsidie willen krijgen. Comvalius vindt ook dat er al goede initiatieven zijn in Utrecht. “Maar ik zie bijvoorbeeld ook dat instellingen vóór de doelgroep programmeren in plaats van samen mét de doelgroep. Diversiteit moet volledig geïntegreerd worden in de bedrijfsvoering. Het is niet iets wat je erbij doet. Een instelling kan nog zulke goede intenties hebben, maar als diverse doelgroepen zich er niet thuis voelen, dan zullen ze ook niet komen.”
Centraal Museum
Artistiek directeur van het Centraal Museum, Bart Rutten, ziet ook dat de discussie over het onderwerp tegenwoordig veel zichtbaarder is. “We zijn ons bewust van de urgentie ervan. Het leefde ook weer op na de Black Lives Matter-protesten.” Rutten laat weten dat voor hem vier dingen belangrijk zijn: “Programma, personeel, partners en publiciteit. Diversiteit en inclusie moeten een intrinsiek onderdeel zijn van deze gebieden. Ik ben 3,5 jaar geleden begonnen bij het Centraal Museum en het was een van mijn voornemens om hier flink meer aandacht aan te besteden. Het museum was hier natuurlijk ook al mee bezig, maar we moeten het expliciet benoemen en bezigen. Dat mag nog meer. Het gaat dan ook niet alleen om het aspect kleur, maar ook economische afkomst, sekse, genderissues en meer.”
Rutten ziet het als zijn verantwoordelijkheid, en dat van het Centraal Museum, om erfgoed goed te bewaren. “Dit doen we voor de toekomstige generaties. We zorgen dat de collectie veilig en goed bewaard blijft. Maar dat is niet het enige. Er is ook de inhoudelijke kant. We hebben een verantwoordelijkheid naar alle Utrechters. We willen dat iedereen zich welkom voelt en dat we ook de verschillende kanten belichten.” Hij heeft daar een goed voorbeeld van: “Als ik naar een 17e -eeuws stilleven kijk waar onder meer een granaatappel op te zien is, dan snap ik dat het een afbeelding is waarmee de rijkdom van een koopman wordt geëtaleerd. Ik kijk ernaar als een pronkstilleven. Maar ik sprak een bezoeker van Turkse komaf en die had heel andere associaties met de granaatappel. Hij vertelde hoe hij van zijn grootvader had geleerd dat de granaatappel een rituele betekenis heeft in de Turkse gemeenschap. Dat soort verhalen kennen onze experts niet, die kennis moeten wij ook vergaren.”
Maar hoe zit het dan met het eigen personeel van het Centraal Museum? “Wij willen ook graag dat wij diverser worden, daar zijn we ook mee bezig. Dat versterkt namelijk onze organisatie. Maar het verloop in ons museum is niet groot, het is een prettige plek om te werken. Mensen werken hier vele jaren. Dat is helemaal zo bij conservatoren. Er heeft net wel een educator afscheid genomen; in de werving zoeken we nu een kandidaat met een diverse achtergrond.”
Het Centraal Museum heeft inmiddels meerdere wapenfeiten op zijn naam waar een meerstemmig publiek mee is bereikt. “Bij de tentoonstelling Dromen in Beton waren diverse bewoners uit Kanaleneiland betrokken. Door de dialoog aan te gaan met bewoners kwamen we echt tot nieuwe perspectieven.” In 2019 was er ook een speciale tentoonstelling over het onderwerp diversiteit en inclusie. In samenwerking met MOED, de cultuurkritische onderzoeksgroep van Gender Studies aan de Universiteit Utrecht, werd de tentoonstelling Wat niet gezien wordt gemaakt. Daarmee werden vragen aangepakt als: wat betekent diversiteit precies en hoe ga je daar als museum mee om? Hoe ziet gelijkheid eruit, voor wie en waarom? En hoe ziet verschil eruit, voor wie en waarom? Het Centraal Museum is ook een van de initiatiefnemers van Musea bekennen kleur. Dit is een landelijk project waarmee een platform wordt geboden over diversiteit en inclusie in musea. Inmiddels hebben tientallen musea zich bij dit initiatief aangesloten.
foto: Ivar Pel
Melody Deldjou Fard
In Utrecht wordt de discussie onder andere gevoerd door de in Iran geboren Melody Deldjou Fard. Ze zit voor GroenLinks in de gemeenteraad en komt over het onderwerp spreken op 10 november in de Bibliotheek Neude. Over de situatie in Utrecht zegt ze: “Instellingen hebben het onderwerp hoog in het vaandel staan, maar in de praktijk komt het nog te weinig terug in concrete acties en resultaten.” Ze verwijst ook naar het Visitatierapport, waar Ernestine Comvalius verantwoordelijk voor was. “In het rapport staat dat er in Utrecht onder andere te weinig contact wordt gezocht met relevante netwerken. Ik krijg zelf ook vaak het argument te horen dat er niet voldoende goede mensen te vinden zijn. De eerste vraag die dan in me opkomt is, wat is de definitie van kwaliteit? En ten tweede denk ik, als we blijven zoeken in de gebruikelijke netwerken en via gebruikelijke routes, dan kan ik me goed voorstellen dat er weinig mensen met bi-culturele achtergronden te vinden zijn.”
Volgens Deldjou Fard is er nog een wereld te winnen in de stad. “Het tij keren we in de politiek door het onderwerp te blijven agenderen en daarnaast concreet en actiegericht beleid maken. En graag niet jarenlang alleen maar praten, maar inzetten op actie, want het is hoogtijd voor verandering.” Net als Comvalius ziet ze heil in goed overheidsbeleid. “In de nieuwe Cultuurnota is het criterium Diversiteit opgenomen. De instellingen die subsidie aanvroegen voor de komende vier jaar, worden hierop getoetst. Ook worden ze gevraagd een plan van aanpak in te leveren waarin ze schetsen hoe ze op verschillende niveaus werken aan de verandering.”
De politica vertelt verder: “Wat mij betreft moeten we openstaan om nieuwe perspectieven te horen. En de definitie van kwaliteit samen durven herdefiniëren. De rijkdom die we hebben van verschillende culturen in de stad, is een meerwaarde waar ik als Utrechter trots op ben.” Er zijn volgens Deldjou Fard ook goede voorbeelden: “Als ik kijk naar Festival Le Guess Who?, culturele instelling BAK, en onze (jongeren)wijkcultuurhuizen, dan zie ik mooie voorbeelden in Utrecht waar andere steden zelfs tegen opkijken.”
Het was ook Deldjou Fard die aan de bel trok toen vijf witte mannelijke kunstenaars werden uitgekozen voor het maken van kunstwerken in de Bibliotheek Neude. Daarover zegt ze: “Hoe kan het dat in een stad waar zoveel vrouwen wonen het niet is gelukt om op zijn minst één vrouwelijke kunstenaar de kans geven om zichzelf te presenteren aan groot publiek? De jonge meiden van nu die de bieb bezoeken om kunst te bekijken, hebben óók boegbeelden nodig. Zij moeten zich ook kunnen herkennen in wat daar hangt. Ik vind het goed dat de centrale bibliotheek, als de meest bezochte instelling van onze stad, na die heisa van destijds de handschoen nu oppakt en zich inzet om bij te dragen aan dit onderwerp. Laten we kritisch zijn naar elkaar, maar ook waar het goed gaat elkaar blijven zien en erkennen. Dat is essentieel in het diversiteitdebat.”
Deldjou Fard studeerde zelf aan de kunstacademie in Utrecht: “Toen ik op de HKU zat, was ik zover ik me herinner een van de weinige studenten met een niet-westerse achtergrond. Mijn weg was in die zin wel lastig, omdat mijn creatieve denkbeelden niet pasten binnen ‘de bestaande norm’. Daar heb ik in de beginperiode veel last van gehad. Ik moest docenten ervan overtuigen dat ik best wel mode kon maken die grenzen van modevormgeving overschreed, en inhoudelijk vooral was bedoeld om maatschappelijke en politieke impact te creëren. Voor mij was kunst mijn taal waarmee ik verhalen wilde vertellen. Over vluchtelingen en mensenrechten. Ik uitte zo mijn mening over zaken waar ik als jonge maker persoonlijk mee te maken had gehad. Ik kon verder niet anders, dit was nou eenmaal wie ik was. Na een tijdje blijven volhouden en met elkaar in gesprek blijven, sloeg echter de situatie volledig om. Ik ervaarde daarna juist veel steun van HKU-docenten en het hoofd van mijn opleiding.”
HKU
Heleen Jumelet is lid van het College van Bestuur van HKU. Dit is de een van de grootste kunsthogescholen van Europa en dus een belangrijke speler op het gebied van diversiteit en inclusie. De studenten op de HKU kunnen de grote nieuwe kunstenaars van de toekomst worden. Jumelet: “Ons streven is om open en toegankelijk te zijn voor alle gekwalificeerde studenten met de meest uiteenlopende diversiteit aan achtergronden, denkwijzen, culturen, genderidentiteiten, religies, nationaliteiten, beperkingen en ambities. Niet alleen om ze uiteindelijk als professional goed beslagen het werkveld in te kunnen sturen, maar ook om van hun denkwijzen te leren om ons onderwijs en daarmee de kunst- en cultuursector weer te verrijken.”
Er valt echter in de wereld van de kunsten nog veel te winnen, zegt ook Jumelet. “Dat zien we ook aan de populatie van onze hogeschool: we zijn nog grotendeels wit met een overwegend westers perspectief. We voelen ons verplicht hier concrete acties op te ondernemen. Te beginnen met een aantal voorbeelden uit ons onderwijs: we zijn bezig met het verbreden van ons onderwijsmateriaal met niet-westerse bronnen, studenten doen mee aan seminars om multiperspectivisch te leren kijken en ze worden, samen met medewerkers en het werkveld, betrokken bij gesprekken over diversiteit en inclusiviteit.” Het is een onderwerp dat volgens Jumelet blijft spelen. “Het is iets wat onze voortdurende aandacht vraagt en een lange adem vergt voordat we ons streven hebben verwezenlijkt. Dat geldt niet alleen voor ons als hogeschool, maar ook voor de sectoren waarvoor wij opleiden en uiteindelijk natuurlijk voor onze maatschappij als geheel waarin inclusiviteit helaas nog geen vanzelfsprekendheid is.”
Deldjou Fard studeerde uiteindelijk cum laude af aan de HKU. Ze vertelt: “Dit verhaal staat voor mij symbool voor hoe belangrijk het is dat we samen in de maatschappij openstaan voor nieuwe perspectieven, en met elkaar het gesprek aangaan. En de verschillen vieren door ze te omarmen.” Ook blikt ze nog vooruit: “Als we vijf jaar verder zijn, hoop ik dat Utrecht erin is geslaagd om het ideaal voor een inclusieve sector nog verder uit te breiden. Concreet zie ik graag kansen voor meer talenten met een bi-culturele achtergrond, en kansen voor vrouwen in de top van de sector.”
Dit journalistieke artikel is geschreven door Robert Oosterbroek en tot stand gekomen in opdracht van Bibliotheek Utrecht. Robert is onder meer hoofdredacteur van DUIC en publiceert daarnaast regelmatig in andere media. Deze publicatie haakt aan bij een aflevering van de serie Het Nieuwe Normaal. Een reeks in de Bibliotheek Neude in het kader van het langlopende programma Vier de verschillen. Met dit thema wil de bibliotheek benadrukken er voor iedereen in Utrecht te zijn.